Op deze en volgende pagina's vind je In de linkerkolom de oorspronkelijke teksten, rechts een vertaling in het Nederlands.
Voor de uitspraak van de Latijnse en Oud-Duitste tekst, zie pagina Uitspraak.
Van een aantal fragmenten is de uitspraak te beluisteren.
Vertaling van de teksten: Lex Reurings e.a. - Overname zonder toestemming niet toegestaan.
Klik op een titel om de tekst te openen en nogmaals om te sluiten.
Open alle teksten
| Sluit alle teksten
1. O FORTUNA
FORTUNA IMPERATRIX MUNDI |
FORTUNA HEERSERES VAN DE WERELD |
1. O FORTUNA | 1. O FORTUNA |
koor | |
O Fortuna, , |
O Fortuna , |
2. FORTUNE PLANGO VULNERA
2. FORTUNE PLANGO VULNERA | 2. DE WONDEN DIE FORTUNA SLOEG BEKLAAG IK |
koor | |
Fortune plango vulnera stillantibus ocellis, qoud sua michi munera subtrahit rebellis. |: Verum est, quod legitur fronte capillata, sed plerumque sequitur occasio calvata.:| In Fortune solio sederam elatus, prosperitatis vario flore coronatus; |: quisquid enim florui felix et beatus, nunc a summo corrui gloria privatus.:| Fortune rota volvitur: descendo minoratus; alter in altum tolitur; nimis exaltatus |: rex sedet in vertice caveat ruinam! nam sub axe legimus Hecubam reginam.:| |
De wonden die Fortuna sloeg beklaag ik met betraande ogen, omdat zij haar geschenken op perverse wijze aan mij onttrekt. Het is waar wat men leest, dat zij een weelderige haardos heeft, maar als men zijn kans wil grijpen is ze kaal. Op de troon van Fortuna zat ik hoogverheven, omkranst met verschillende symbolen van voorspoed; Ondanks alle voorspoed die ik heb gekend, zalig en gelukkig, ben ik nu van de top neergestort, en ben ik mijn glorie kwijt. Het rad van fortuin draait voort: ik daal vernederd neer, terwijl een ander stijgt; al te verheven zit hij als een koning op de top - laat hij oppassen voor z'n val! Want onder aan het rad lezen wij de naam van koningin Hecuba. |
3. VERIS LETA FACIES
Deel I, PRIMO VERE | I. IN DE LENTE |
3. VERIS LETA FACIES | 3. HET VROLIJKE GEZICHT VAN DE LENTE |
koor | |
Veris leta facies mundo propinatur, hiemalis acies victa iam fugatur. In vestitu vario Phebus principatur, nemorum dulcisono, que cantu celebratur. Ah! Flore fusus gremio Phebus novo more risum dat, hoc vario iam stipate flore. Zephyrus nectareo spirans in odore; certatim pro bravio curamus in amore. Ah! Cytharizat cantico dulcis philomena, flore rident vario prata iam serena, salit cetus avium silve per amena, chorus promit virginum iam gaudia millena. Ah! |
Het vrolijke gezicht van de lente wendt zich tot de wereld, de strenge winter is reeds verdwenen, overwonnen. Getooid in diverse kleuren regeert Phebus, met lieflijk klinkend gezang uit de wouden toegejuicht. Ah! Gelegen in de schoot van Flora lacht Phebus opnieuw bedekt met bonte bloemen. Zephyr's adem geurt naar nectar; laten we ons haasten te strijden om de prijs van de liefde. Ah! In harpklanken zingt de zoete nachtegaal, met bonte bloemen lachen reeds de vrolijke weiden, zwermen vogels vliegen op door de lieflijke bossen, het koor der maagden belooft ons duizend vreugdes. Ah! |
4. OMNIA SOL TEMPERAT
4. OMNIA SOL TEMPERAT | 4. DE ZON VERWARMT ALLES |
solo bariton | |
Omnia sol temperat purus et subtilis, novo mundo reserat faciem Aprilis; ad Amorem properat animus herilis, et iocundis imperat deus puerilis. Rerum tanta novitas in sollemni vere et veris auctoritas iubet nos gaudere; vias prebet solitas, et in tuo vere fides est et probitas tuum retinere. Ama me fideliter! Fidem meam nota: de corde totaliter et ex mente tota sum presentialiter absens in remota, Quisquis amat taliter, volvitur in rota. |
De zon verwarmt alles helder en subtiel, opnieuw onthult zij de wereld het gezicht van April; de mannenziel wordt aangemoedigd zich naar Amor te begeven en alle vreugdes worden beheerst door de jonge god. Al deze vernieuwing in de feestelijke lente en de kracht van de lente gebiedt ons vrolijk te zijn; ze wijst ons vertrouwde wegen, en in de lente van jouw leven is het juist en goed te behouden wat van jou is. Hou echt van me! Zie hoe trouw ik ben: met heel mijn hart en heel mijn ziel ben ik bij je zelfs als ik ver weg ben, Wie op deze wijze liefheeft, draait mee op het rad. |
5. ECCE GRATUM
5. ECCE GRATUM | 5. KIJK, DE AANGENAME LENTE |
koor | |
Ecce gratum et optatum Ver reducit gaudia: purpuratum floret pratum, Sol serenat omnia. Iamiam cedant tristia! Estas redit, nunc recedit Hyemis sevitia. Ah! Iam liquescit et decrescit grando nix etcetera; bruma fugit, et iam sugit Ver Estatis ubera; illi mens est misera, qui nec vivit, nec lascivit sub Estatis dextera. Ah! Gloriantur et laetantur in melle dulcedinis qui conantur, ut utantur premio Cupidinis; simus jussu Cypridis gloriantes et laetantes pares esse Paridis Ah! |
Kijk, de aangename en langverwachte lente brengt weer vreugde: De weide kleurt purper, de zon vrolijkt alles op. Laat de treurigheid nu eindelijk wijken: De zomer nadert, nu wijkt de grimmigheid van de winter. Ah! Nu reeds smelt en verdwijnt de hagel, de sneeuw enzovoort; de winterkoude vlucht en reeds zuigt de lente aan de borsten van de zomer. Wat een arme ziel is hij die niet leeft, noch uitgelaten is onder de heerschappij van de zomer. Ah! Zij die proberen de beloning van Cupido te bemachtigen genieten en verheugen zich op zoete honing Laten wij op bevel van Cypris juichen van vreugde omdat wij gelijk aan Paris zijn. Ah! |
7. FLORET SILVA
7. FLORET SILVA | 7. HET EDELE WOUD STAAT IN BLOEI |
koor en klein koor | |
Floret silva nobilis, floribus, et foliis. Ubi est antiquus meus amicus? Ah! Hinc equitavit! Eia, quis me amabit? Ah! Floret silva undique, nah min gesellen ist mir we. Gruonet der walt allenthalben, wa ist min geselle alse lange? Ah! Der ist geriten hinnen, owi, wer soll mich minnen? Ah! |
Het edele woud staat in bloei met bloemen en bladeren. Waar is mijn oude liefste vriend? Ah! Hij ging er op zijn paard vandoor! Oh, wie zal mij liefhebben? Ah! Overal loopt het bos uit, ik verlang hartstochtelijk naar mijn geliefde, de bossen kleuren helemaal groen, waar blijft mijn geliefde al die tijd? Ah! Hij ging er op zijn paard vandoor, o wee, wie zal mij beminnen? Ah! |
8. CHRAMER, GIP DIE VARWE MIR
8. CHRAMER, GIP DIE VARWE MIR | 8. KRAMER, GEEF ME KLEUR |
koor en klein koor | |
Chramer, gip die varwe mir, diu min wengel roete, da mit ich die jungen man an ir dank der minnenliebe noete. Seht mich an, jungen man! lat mich iu gevallen! Minnet, tugentliche man, minnecliche frouwen! minne tuot iu hoch gemuot unde lat iuch in hohen eren schouwen. Seht mich an, jungen man! lat mich iu gevallen! Wol dir Werlt, daz di bist also freundenriche! ich will dir sin undertan durch din liebe immer sicherliche. Seht mich an, jungen man! lat mich iu gevallen! |
Kramer, geef me kleur, om mijn wangen rood te verven, zodat de jongemannen mij niet meer kunnen weerstaan. Kijk me aan, jongeman, laat mij jou verleiden! Bemin, deugdzame mannen, beminnelijke vrouwen! liefde veredelt je geest en geeft je eergevoel. Kijk me aan, jongeman, laat mij jou verleiden! Gegroet, wereld, zo rijk aan vreugde! ik wil je onderdanig zijn om de genoegens die je verschaft. Kijk me aan, jongeman, laat mij jou verleiden! |
9. Reie - SWAZ HIE GAT UMBE
9. Reie | 9. Reidans |
- SWAZ HIE GAT UMBE | - WAT HIER IN DE RONDTE DANST |
koor/klein koor | |
Swaz hie gat umbe daz sint alles megede, die wellent an man allen disen sumer gan! Ah! Sla! - CHUME, CHUME, GESELLE MIN! Chume, chum, geselle min ih enbite harte din, ih enbite harte din, chume, chum geselle min. Suzer rosenvarwer munt, chum un mache mich gesunt, chum un mache mich gesunt, suzer rosenvarwer munt. Swaz hie gat umbe daz sint alles megede, die wellent an man allen disen sumer gan! Ah! Sla! |
Wat hier in de rondte danst zijn allemaal meisjes, die willen zonder man deze zomer doorbrengen! Ah! Sla! - KOM, KOM, M'N LIEFJE Kom, kom, m'n liefje ik verlang naar je, ik verlang naarje, kom, kom m'n liefje. Zoete roosrode mond, kom en maak me gezond, kom en maak me gezond, zoete roosrode mond. Wat hier in de rondte danst zijn allemaal meisjes, die willen zonder man deze zomer doorbrengen! Ah! Sla! |
10. WERE DIU WERLT ALLE MIN
10. WERE DIU WERLT ALLE MIN | 10. ALS HEEL DE WERELD VA N MIJ WAS |
koor | |
Were diu werlt alle min von deme mere unze an den Rin, des wolt ich mich darben, daz diu chünegin von Engellant, lege an minen armen. Hei! |
Als heel de wereld van mij was van de zee tot aan de Rijn, zou ik er afstand van doen, als de koninging van Engeland, zou liggen in mijn armen. Hei! |
11. ESTUANS INTERIUS
Deel II, IN TABERNA | II. IN DE TAVEERNE |
11. ESTUANS INTERIUS | 11. VERSCHEURD DOOR INNERLIJKE WOEDE |
solo bariton | |
Estuans interius ira vehementi in amaritudine loquor mee menti: factus de materia, cinis elementi similis sum folio, de qou ludunt venti. Cum sit enim proprium viro sapienti supra petra ponere sedem fundamenti, stultus ego comparor fluvio labenti, sub eodem tramite numquam permanenti. Feror ego veluti sine nauta navis, ut per vias aeris vaga fertur avis, non me tenent vincula, non me tenent clavis, quero mihi similes, et adiungor pravis. Mihi cordis gravitas res videtur gravis; iocus est amabilis dulciorque favis; quisquid Venus imperat, labor est suavis, que numquam in cordibus habitat ignavis. Via lata gradior more iuventutis implicor et vititis immemor virtutis, voluptatis avidus magis quam salutis, mortuus in anima curam gero cutis. |
Verscheurd door innerlijke woede spreek ik vol bitterheid tot mijn hart: uit stof ben ik geschapen, uit de as van de elementen ik ben als een blad waarmee de winden spelen. Waar immers de wijze man gewoon is om op steen zijn fundament te bouwen, ben ik een dwaas die als een stromende rivier, nooit zijn loop verandert. Ik word meegevoerd als een schip zonder stuurman, zoals vogels afdrijven in de luchtlagen; ketenen noch sloten houden me tegen, ik zoek mensen zoals ik, en voeg mij bij de stakkers. De zwaarte van mijn hart schijnt een zware last te zijn; het is leuk grappen te maken en zoeter nog dan honing; wat Venus ook beveelt, 't is een kleine moeite, zij bewoont nooit een verdoofd hart. Ik reis over de grote weg zoals mijn jeugd dat wil ik stort me in de misdaad houd me niet aan de moraal, begerig naar vleselijk genot meer dan naar verlossing, mijn ziel is dood, dus zorg ik alleen nog voor mijn lijf. |
12. OLIM LACUS COLUERAM
12. OLIM LACUS COLUERAM | 12. OOIT BEWOONDE IK MEREN (De gebraden zwaan) |
Solo tenor en mannenkoor | |
Olim lacus colueram, olim pulcher extiteram, dum cignus ego fueram. Miser, miser! Modo niger et ustus fortiter! Girat, regirat garcifer; me rogus urit fortiter: propinat me nunc dapifer, Miser, miser! Modo niger et ustus fortiter! Nunc in scutella iaceo, et volitare nequo dentes frendentes video: Miser, miser! Modo niger et ustus fortiter! |
Ooit bewoonde ik meren, Ooit was ik mooi, toen ik een zwaan was. Ellendig, ellendig! nu zwart en gaar gebraden! De kok draait me om en om, het vuur braadt me lekker gaar, nu dient de waard me op. Ellendig, ellendig! nu zwart en gaar gebraden! Nu lig ik op een schotel en kan ik niet meer vliegen, ik zie knarsende tanden. Ellendig, ellendig! nu zwart en gaar gebraden! |
13. EGO SUM ABBAS
13. EGO SUM ABBAS | 13. IK BEN DE ABT (van Cucanië) |
Solo bariton en mannenkoor | |
Ego sum abbas Cucaniensis, et consilium meum est cum bibulis, et in secta Decii voluntas mea est et qui mane me quesierit in taberna, post vesperam nudus egredietur, et sic denudatus veste clamabit: Wafna! Wafna! Quid fecisti sors turpissima? Nostre vite gaudia abstulisti omnia! Ha! Ha! |
Ik ben de abt van Cucanië en mijn vergadering houd ik met de drinkers, en mijn roeping is gelegen in de orde van de dobbelsteen, en wie mij 's ochtends in de kroeg zal vinden zal tegen de avond naakt naar buiten gaan en zo beroofd van zijn kleding zal hij schreeuwen: Wafna! Wafna! Wat heb je gedaan, zeer schandelijk lot? Je hebt alle vreugde van mijn leven ontnomen! Ha!Ha! |
14. IN TABERNA QUANDO SUMUS
14. IN TABERNA QUANDO SUMUS | 14. WANNEER WIJ IN DE TAVEERNE ZIJN |
mannenkoor | |
In taberna quando sumus, non curamus quid sit humus, sed ad ludum properamus, cui semper insudamus. Quid agatur in taberna, ubi nummus est pincerna, |: hoc est opus ut queratur, si quid loquar, audiatur. :| Quidam ludunt, quidam bibunt, quidam indiscrete vivunt. Sed in ludo qui morantur, ex his quidam denudantur quidam ibi vestiuntur, quidam saccis induuntur. |: Ibi nullus timet mortem sed pro Baccho mittunt sortem. :| Primo pro nummata vini, ex hac bibunt libertini; semel bibunt pro captivis, post hec bibunt ter pro vivis, quater pro Christianis cunctis, quinquis pro fidelibus defunctis, sexies pro sororibus vanis, septies pro militibus silvanis. Octies pro fratribus perversis, nonies pro monachis dispersis, decies pro navigantibus, undecies pro discortantibus, duodecies pro penitentibus, tredecies pro iter agentibus. Tam pro papa quam pro rege bibunt omnes sine lege. Bibit hera, bibit herus, bibit miles, bibit clerus, bibit ille, bibit illa, bibit servus cum ancilla, bibit velox, bibit piger, bibit albus, bibit niger, bibit constans, bibit vagus, bibit rudis, bibit magus. Bibit pauper et egrotus, bibit exul et ignotus, bibit puer, bibit canus, bibit presul et decanus, bibit soror, bibit frater, bibit anus, bibit mater, bibit iste, bibit ille, bibunt centum, bibunt mille. Parum sexcente nummate durant, cum immoderate bibunt omnes sine meta. Quamvis bibant mente leta, sic nos rodunt omnes gentes, et sic erimus egentes. Qui nos rodunt confundantur et cum iustis non scribantur. IO! IO! IO! IO! IO! IO! IO! IO! |
Wanneer wij in de taveerne zijn, maken we ons geen zorgen dat wij slechts stof zijn, maar we storten ons direct op het spel, dat ons altijd hevig doet zweten. Wat in de taveerne gebeurt, waar geld de gastheer is, dat is de moeite waard te vragen, en hoor wat ik je zeg: Sommigen spelen, anderen drinken, sommigen leven er op los. Maar die zich in het spel begeven worden soms volledig uitgekleed sommigen winnen hier hun kleren, anderen gaan gekleed in zakken. Hier vreest niemand voor de dood maar dobbelt men in de naam van Bacchus. Op de wijnschenker drinkt het losbandige volk het eerst; dan eenmaal op de gevangenen, dan driemaal op de levenden, viermaal op heel de Christenschaar, vijfmaal op de in de Heer gestorvenen, zesmaal op de lichtzinnige zusters, zevenmaal op de struikrovers. Achtmaal op de verlopen broeders, negenmaal op de dwalende monniken, tienmaal op de zeelieden, elfmaal op de kibbelaars, twaalfmaal op de boetelingen, dertienmaal op de reizigers. Op de paus en op de koning drinken allen zonder mate. De meesteres drinkt en de meester, de soldaat drinkt en de priester drinkt, de man drinkt, de vrouw drinkt, de knecht drinkt met de meid, de snelle drinkt, de luie drinkt, de blanke drinkt, de zwarte drinkt, de gesettelde drinkt, de zwerver drinkt, de domme drinkt, de wijze drinkt. De arme drinkt en de zieke, de banneling en de vreemdeling drinkt, de jongeling drinkt, de grijsaard drinkt, de bisschop drinkt, de deken drinkt, de zuster drinkt, de broeder drinkt, de oude vrouw drinkt, de moeder drinkt, deze vrouw drinkt, die man drinkt, er drinken er honderd, er drinken er duizend. Zeshonderd duiten zou nauwelijks genoeg zijn als allen onbeteugeld en zonder mate zouden drinken. Hoeveel zij ook vrolijk drinken, wij zijn degenen die iedereen beschimpt, en aldus worden wij berooid. Die ons beschimpen mogen vervloekt zijn en mogen hun namen niet worden geschreven in het boek der rechtvaardigen. IO! IO! IO! IO! IO! IO! IO! IO! |
15. AMOR VOLAT UNDIQUE
III. Cour d'amours | III. De Hof der Liefde |
15. AMOR VOLAT UNDIQUE | 15. AMOR VLIEGT OVERAL |
solo sopraan en jongenskoor | |
Amor volat undique; captus est libidine. Juvenes, iuvencule coniuguntur merito. Siqua sine socio, caret omni gaudio; tenet noctis infima sub intimo cordis in custodia: fit res amarissima. |
Amor vliegt overal; overmand door hartstocht. Jongelingen en meisjes verenigen zich zoals het hoort. Zij die zonder minnaar is mist alle pleziertjes; ze houdt de donkere nacht verborgen in de diepte van haar hart: het is een allerbitterst lot. |
16. DIES, NOX ET OMNIA
16. DIES, NOX ET OMNIA | 16. DAG, NACHT EN ALLES (is tegen mij) |
solo bariton | |
Dies, nox et omnia michi sunt contraria, virginum colloquia, me fay planszer, oy suvenz suspirer, plu me fay temer. O sodales, ludite, vos qui scitis dicite, michi mesto parcite, grand ey dolur, attamen consolite per voster honur. Tua pulchra facies, me fay planszer milies, pectus habet glacies. A remender statim vivus fierem per un baser. |
Dag en nacht en alles is tegen mij, het geklets van de meisjes doet mij wenen, en dikwijls zuchten, en nog meer vrezen. O kameraden, jullie nemen me in de maling, jullie weten niet wat je zegt, spaar me, treurig als ik ben, groot is mijn smart, geef mij toch raad op uw woord van eer. Jouw prachtige gezicht, doet mij duizendmaal wenen, jouw hart is van ijs. Als een soort medicijn zou een kus mij genezen. |
17. STETIT PUELLA
17. STETIT PUELLA | 17. ER STOND EEN MEISJE (in een rode tuniek) |
solo sopraan | |
Stetit puella rufa tunica; si quis eam tetigit tunica crepuit. Eia! Stetti puella tamquam rosula; facie splenduit, os eius floruit. Eia! |
Er stond een meisje in een rode tuniek; als iemand haar aaraakte ruiste de tuniek. Eia! Er stond een meisje als een roosje; haar gezicht straalde, en haar mond stond in bloei. Eia! |
18. CIRCA MEA PECTORA
18. CIRCA MEA PECTORA | 18. IN MIJN HART (zijn veel verlangens) |
Solo bariton en mannenkoor | |
Circa mea pectora multa sunt suspiria de tua puchritudine, que me ledunt misere. Ah! Manda liet, manda liet, min geselle chomet niet! Tui lucent oculi sicut solis radii, sicut splendor fulguris lucem donans tenebris. Ah! Manda liet, manda liet, min geselle chomet niet! Vellet deus, vellent dii quod mente proposui: ut eius virginea reserassem vincula. Ah! Manda liet, manda liet, min geselle chomet niet! |
In mijn hart zijn veel verlangens naar jouw schoonheid, die me ellendig maken. Ah! Mannenvolk, mannenvolk, mijn geliefde komt niet! Je ogen schitteren zoals de stralen van de zon, zoals het flitsen van de bliksem licht brengt in de duisternis. Ah! Mannenvolk, mannenvolk, mijn geliefde komt niet! Moge God, mogen de goden geven, wat ik in gedachten heb: dat ik de ketens van haar maagdelijkheid mag losmaken. Ah! Mannenvolk, mannenvolk, mijn geliefde komt niet! |
19. SI PUER CUM PUELLULA
19. SI PUER CUM PUELLULA | 19. ALS EEN JONGEN EN EEN MEISJE (bij elkaar zijn) |
Solo bariton en mannenkoor | |
Si puer cum puellula moraretur in cellula, felix coniunctio. Amore suscrescente, pariter e medio avulso procul tedio, fit ludus ineffabilis membris, lacertis, labiis |
Als een jongen en een meisje bij elkaar zijn in een kamer, gelukzalig is hun samenzijn. Hun passie groeit, en alle remmen worden losgegooid, een onbeschrijflijk spel van armen, benen en lippen begint. |
20. VENI, VENI, VENIAS
20. VENI, VENI, VENIAS | 20. KOM, KOM, KOM TOCH |
Dubbelkoor | |
Veni, veni, veni, venias, ne me mori, ne me mori facias, Hyrca, hyrce, nazaza, trilirivos! Pulcra tibi facies, -nazaza-, oculorum acies, -nazaza-, capillorum series, -nazaza-, o quam clara spezies! -nazaza-, Rosa rubicundior, -nazaza-, lilio candidior, -nazaza-, omnibus formosior, -nazaza-, semper, semper in te glorior! -nazaza-,-nazaza-,-nazaza-,-nazaza-. |
Kom, kom, kom toch, laat me niet te gronde gaan, Hyrca, hyrce, nazaza, trilirivos! Prachtig is je gezicht, de schittering van je ogen, je gevlochten haar, o, wat een lekker ding! Roder dan de roos, witter dan de lelie, mooier dan alle anderen, altijd, altijd mijn zaligheid! -nazaza-,-nazaza-,-nazaza-,-nazaza-. |
21. IN TRUTINA
21. IN TRUTINA | 21. IN DE WEIFELENDE BALANS (van mijn gevoelens) |
Dubbelkoor | |
In trutina mentis dubia fluctuant contraria lascivus amor et pudicitia. Sed eligo quod video, collum iugo prebeo; ad iugum tamen suave transeo. |
In de weifelende balans van mijn gevoelens strijden begerige liefde en kuisheid met elkaar. Maar ik kies wat ik zie, buig mijn nek onder het juk; ga onder het zo zoete juk door. |
22. TEMPUS EST IOCUNDUM
22. TEMPUS EST IOCUNDUM | 22. DIT IS DE TIJD VAN VREUGDE |
Solo sopraan en bariton, koor en |
|
Tempus est iocundum, o virgines, modo con gaudete vos iuvenes. Oh, oh, oh! totus floreo! iam amore virginali totus ardeo! novus, novus, novus amor est quo pereo! Mea me confortat promissio, mea me deportat negatio. Oh, oh, oh etc. Tempore brumali vir patiens, animo vernali lasciviens. Oh, oh, oh etc. Mea mecum ludit virginitas, mea me detrudit simplicitas. Oh, oh, ohetc. Veni, domicella, cum gaudio, veni, veni, pulchra, iam pereo! Oh, oh, oh etc. |
Dit is de tijd van vreugde, meisjes, maakt nu samen plezier, jullie jongens. Oh, oh, oh! ik bloei helemaal op! Nu brand ik helemaal van maagdelijke liefde! Nieuw, nieuw is de liefde waaraan ik sterf! Mijn belofte maakt me vrolijk, mijn weigering maakt me somber Oh, oh, oh etc. In de winter is de man geduldig, bij het aanbreken van de lente ontwaakt zijn lust. Oh, oh, oh etc. Mijn maagdelijkheid maakt me dartelend, mijn eenvoud maakt me terughoudend. Oh, oh, oh etc. Kom, liefste, met vreugde, kom, kom, mijn schoonheid, nu sterf ik! Oh, oh, oh etc. |
23. DULCISSIME
23. DULCISSIME | 23. JIJ, ALLERZOETSTE |
solo sopraan | |
Dulcissime! Ah! Totam tibi subdo me! |
Allerzoetste! Ah! Ik geef me geheel en al aan jou! |
24. AVE FORMOSISSIMA
24. AVE FORMOSISSIMA | 24. GEGROET, GIJ ALLERSCHOONSTE |
koor | |
Ave, formosissima, gemma pretiosa, ave, decus virginum, virgo gloriosa, ave, mundi luminar, ave mundi rosa, Blanziflor et Helena, Venus generosa! |
Gegroet, gij allerschoonste, kostbaar juweel, gegroet, trots der maagden, glorieuze maagd, gegroet, licht van de wereld, gegroet, roos van de wereld, Blanziflor en Helena, nobele Venus! |
25. O FORTUNA
1. O FORTUNA | 1. O FORTUNA |
koor | |
O Fortuna, velut Luna statu variabilis, semper crescis aut decrescis; vita detestabilis nunc obdurat et tunc curat ludo mentis aciem, egestatem, potestatem dissolvit ut glaciem. Sors immanis et inanis rota tu volubilis, status malus, vana salus semper dissolubilis, obumbrata et velata michi quoque niteris; nunc per ludum dorsum nudum fero tui sceleris. Sors salutis et virtutis michi nunc contraria est affectus et defectus semper in angaria. Hac in hora sine mora corde pulsum tangite; quod per sortem sternit fortem, mecum omnes plangite! |
O Fortuna zoals de maan in veranderlijke gestalten, neem je altijd toe of af - een beklagenswaardig leven - nu eens verhardt het en dan weer verkwikt het de scherpte van de geest met z'n spel, armoede, macht, zij lost ze op als ijs. Wreed en ijdel lot, jij wentelend rad, je bent kwaadwillend, het geluk is vluchtig en voorbijgaand, omfloerst en verborgen val je mij ook lastig; door je misdadig spel loop ik nu met een blote rug. Het lot dat voorspoed en geluk brengt is nu ongunstig voor mij; bestaat uit passie en moedeloosheid altijd in onzekerheid. Bespeel in dit uur zonder uitstel de snaren van de lier; Klaagt allen met mij, omdat zij door het lot de sterke velt! |
-
De uitspraak van de teksten< Vorige
-
Indeling van de Carmina BuranaVolgende >